Vice president operations Benelux Neldes Hovestad van Dow ziet de hoge standaard die het bedrijf bereikte op het gebied van waterbeheer vooral als een sociaal succes. Door de regionale waterstromen in kaart te brengen en intensief samen te werken met de provincie en waterschappen lukt het de chemische site steeds weer zijn watervoetafdruk te verkleinen. ‘De samenwerking met provincie, waterschappen en waterbedrijven zie ik als een sociaal experiment dat voor alle partijen goed uitpakte. De industrie zal de komende jaren steeds meer lastige vragen krijgen wat betreft de ecologische voetafdruk. Dan kan je maar beter een goed verhaal hebben.’
Als er een industriële water award bestond, zou Dow Terneuzen een grote kanshebber zijn voor de eerste prijs. Weliswaar gedwongen door de omstandigheden, is de chemische site een schoolvoorbeeld van duurzaam integraal waterbeleid. Het Amerikaanse moederbedrijf koos ooit voor de locatie Terneuzen vanwege de beschikbaarheid van grond en arbeidskrachten en de ligging aan diep water. Dat het meeste water in de buurt zout was, nam het bedrijf op de koop toe.
Naftakraker
Zeeland staat bekend als waterstressgebied, wat met name te wijten is aan de infiltratie van het zoute zeewater. De inzet van zoetwater voor chemische processen, staat dan ook op gespannen voet met de drinkwatervoorziening in de regio. Toch kon de site lang toe met het zoete water uit de omgeving, deels regenwateroverschot uit Belgische polders en deels, via verdamping, van ontzilt zeewater.
Toen Dow in 1999 wilde uitbreiden met een nieuwe naftakraker, zou het waterverbruik echter met circa dertig procent toenemen. Waar de site tot dan jaarlijks vijftien miljoen kuub water verbruikte, zou dat stijgen naar ruim twintig miljoen kuub. Het betekende de start van een samenwerking met utilitiesbedrijf Delta dat investeerde in een membraan ontziltingsinstallatie van US Filter. De samenwerking tussen Delta en USF mondde uiteindelijk uit in de oprichting van een nieuw industriewaterbedrijf: Evides Industriewater. Van zeewater stapte men over op het effluent van de lokale rioolwaterzuivering, hergebruik van het eigen gereinigde afvalwater, en Biesboschwater – inmiddels worden steeds meer alternatieve stromen in kaart gebracht en geëvalueerd.
Sociale en technische Innovatie
Vice president operations Benelux Neldes Hovestad van Dow ziet de hoge standaard die Dow bereikte op het gebied van waterbeheer vooral als een sociaal succes. ‘Doordat we de watervoorziening serieuzer namen dan de gemeente Terneuzen en de Provincie Zeeland hebben we eigenlijk alleen maar medewerking gekregen van de lokale overheden. Maar ook de samenwerking met waterschap Scheldestromen en Evides Industriewater zie ik vooral als een sociaal experiment dat heel goed voor alle partijen uitpakte. We zijn tenslotte een chemiebedrijf en geen waterexperts. Juist in die publieke en private samenwerkingen schepten we een klimaat waar innovatie ruimte kreeg. Niet alleen op technisch gebied, maar juist ook door optimaal gebruik te maken van de schakels in de waterketen. Want die keten strekt zich veel verder uit dan onze eigen grenzen.
Natuurlijk gaan techniek en sociale innovatie wel hand in hand. We hebben in de laatste twintig jaar de inname van vers Biesbosch water terug weten te brengen naar twintig procent. Deels omdat we bespaarden waar dat mogelijk was, maar vooral ook omdat we vijftig procent van het in de processen ingezette water hergebruiken. Daarvoor is technische innovatie cruciaal. We waren een van de eerste industriële partijen die reverse osmosis gebruikte voor de productie van demiwater. De bron van dat water is effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Terneuzen, wat weer afstemming vergt met het waterschap.’
Wetlands
Dow gaat nog verder met het verfijnen van zijn waterstrategie. Hovestad: ‘We hebben de ambitie uitgesproken om in 2025 onafhankelijk te worden van externe schaarse waterbronnen. Wat betekent dat we weer op alle vlakken de samenwerking zullen moeten aangaan. We hergebruiken al stoomcondensaat, ons eigen afvalwater, regenwater en het eerder genoemde RWZI-water. Nu kijken we naar het oppervlaktewater, dat vanuit het binnenland van Vlaanderen naar de Westerschelde loopt. Momenteel vermengt dat kostbare zoete water zich met het brakke Westerschelde- en grondwater, wat zonde is. Tegelijkertijd onderzoeken we ook of we brak water kosteneffectief kunnen ontzilten.
Je kunt dit soort dingen alleen maar doen als je het effect van je handelen op de omgeving kent en beheerst. Samen met de Provincie Zeeland en heel veel stakeholders uit de waterketen onderzoeken we nu zogenaamde wetlands. Water uit de afvalwaterinstallaties, maar ook diffuus water van de landbouw dat normaal gesproken in de Westerschelde zou worden gespuid, wordt dan op natuurlijke wijze gezuiverd. Daarnaast kijken we ook naar de mogelijkheden van ondergrondse opslag van zoet water. Het neerslagoverschot uit de winterperiode kan zo in droge zomers worden benut. We creëren daarmee natuurlijke buffers die zowel kan worden ingezet voor de landbouw als voor industrieel gebruik.’
Proactief
Hovestad: ‘We hebben eerlijk gezegd nooit druk gevoeld vanuit de Rijksoverheid, de Provincie Zeeland of de gemeente Terneuzen om onze waterinname terug te dringen. Ik vind dat bedrijven niet moeten afwachten welke wet- en regelgeving op ze afkomen, maar proactief hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Voor ons is water een strategische asset waar we ons bestaansrecht aan ontlenen. Als je alleen de wet blijft volgen, ben je altijd aan het corrigeren en wordt de businesscase ongunstig.’
Hovestad ziet dat de sociale druk toeneemt en dat bedrijven steeds meer moeten uitleggen hoe zij hun ecologische voetafdruk verkleinen. ‘We zien het op het gebied van CO2, plastics en dus ook water dat onze medewerkers hier op verjaardagen vragen over krijgen. We trainen onze medewerkers dan ook om het verhaal te kunnen vertellen.
Een schaduwminister van water zou vooral verbindend moeten zijn tussen publieke en private partijen. De samenwerkingsverbanden die wij zijn aangegaan vormen geen blauwdruk voor de rest van Nederland, maar de open cultuur zou wel opvolging moeten krijgen. Dat is lastig in wetgeving vast te leggen, maar een participerende overheid die partijen samenbrengt zou al helpen.’