Aandacht voor duurzaamheid in bedrijven is inmiddels wel ingeburgerd: energiebesparing, uitstootvermindering, efficiency-verbeteringen en optimalisaties maken standaard deel uit van vrijwel iedere bedrijfsvoering. Er wordt hierbij steeds meer gedacht in circulaire oplossingen. Circulariteit is de klassieke afvalscheiding en recycling ver voorbij. Afval is steeds minder een vervelende bijzaak en krijgt steeds meer waarde als grondstof. Of het nou huishoudelijk plastic of organisch afval is, CO2, afgedankt textiel of slib in afvalwater, het is te waardevol om te storten, te verbranden of de lucht in te blazen.

Jacqueline van Gool[/vc_column_text][vc_empty_space][vc_column_text]Het circulaire idee wordt bijzonder breed gedragen. Van innovatieve start-ups die toepassingen zoeken voor specifieke stromen tot grote industriële spelers die alternatieve grondstoffen aanwenden voor hun processen. Maar vlak vooral ook de rol van afvalverwerkers niet uit. Waar zij eerst vooral een eindstation waren, worden zij een steeds belangrijkere schakel in de grondstoffenkringloop.[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 1: Glucose uit textiel

 

 

 

 

 

 

 

 

Jaarlijks belandt wereldwijd 110 miljoen ton textielafval op een vuilstort of in een verbrandingsoven. Een groot deel van het textiel is samengesteld uit katoen en polyester. Tot nu toe was het onmogelijk om gemengde stoffen te recyclen. Met het bioraffinageproces DAWN van Avantium lukt dit wel. Samen met de Universiteit van Amsterdam (UvA), CuRe Technology, de branchevereniging voor de textielsector Modint, Groenendijk Bedrijfskleding en Wieland Textiles onderzoekt het bedrijf hoe dit proces kan worden geoptimaliseerd.

 

Avantium lanceerde in 2018 het DAWN-proces waarmee houtafval kan worden omgezet naar glucose. ‘Hout bestaat uit hemicellulose, cellulose en lignine. Avantium is met name geïnteresseerd in de glucose die in cellulose zit. Deze gebruiken we als grondstof, bijvoorbeeld voor ons proces om furaandicarbonzuur te maken’, zegt Gert-Jan Gruter, CTO van Avantium en hoogleraar Industrial Sustainable Chemistry aan de UvA. ‘Ons getrapte hydrolyseproces gebeurt in een zure omgeving bij normale druk en temperatuur. Hierdoor maken we glucose, terwijl de lignine achter blijft. Dat kan bijvoorbeeld worden ingezet als grondstof voor asfalt of als actieve kool in waterzuiveringen’

 

Andere bronnen

De afgelopen jaren werkte promovendus Jorge Bueno Moron in de groep van Gruter aan de UvA aan het DAWN-proces. ‘Hij onderzocht of het mogelijk was om andere bronnen van cellulose te gebruiken om glucose te maken. Hij keek hierbij onder andere naar sigarettenfilters, die zijn gemaakt uit cellulose-acetaat, zakdoekjes, wc-papier en dus ook katoen. Dit laatste bleek een zeer interessante grondstof voor de bioraffinage. Maar het meeste afvaltextiel bestaat niet uit zuiver katoen. Vaak is het een mix met polyester erin. We hebben onderzocht of we deze gemengde stoffen ook in ons bioraffinageproces konden toepassen. Polyesters reageren niet onder deze procescondities. Zo kunnen we dus de cellulose in het katoen omzetten in glucose, terwijl PET achterblijft.’ Dat kan vervolgens als grondstof worden verwerkt door CuRe Technology. Dit bedrijf heeft een technologie ontwikkeld voor de chemische recycling van PET.

 

Bedrijfskleding

Maar in afvaltextiel kunnen ook nog veel andere restmaterialen zitten. Een deel van het onderzoek richt zich dan ook op hoe om te gaan met deze materialen. ‘We werken daarvoor samen met Groenendijk Bedrijfskleding. Zij leveren ons verschillende soorten gebruikt textiel om te testen. Op bedrijfskleding van bijvoorbeeld de politie zitten vaak reflecterende strepen, die we afhankelijk van de samenstelling niet kunnen verwerken met onze technologie. Vaak zit in katoen ook elastaan of nylon verwerkt, en we willen natuurlijk weten of dat van invloed is op het proces. Maar ook kijken we naar onderdelen als ritsen, knopen en labels. De metalen delen moeten we uit de afvalstroom halen, die kunnen niet tegen het zuur dat wordt gebruikt in ons proces.’

 

Consumentengedrag

Een extra complicatie van textielrecycling is dat de stroom meestal afkomstig is van consumenten. ‘We werken samen met de afdeling Sociale Psychologie van de UvA om het gedrag van consumenten op dit gebied te analyseren en te onderzoeken hoe zij kunnen worden gestimuleerd om textiel op een juiste manier aan te leveren voor recycling. Vaak wordt namelijk gedacht dat alleen kleding in goede staat een tweede leven kan krijgen. Maar voor ons zijn juist versleten stoffen een belangrijke grondstof. Alle stoffen worden heel nauwkeurig gesorteerd door Wieland Textiles, zij hebben de meest geavanceerde apparatuur om textiel te scheiden.’

 

Verschillen

Sinds november werken er twee PhD-studenten in de groep van Gruter aan dit project en na de zomer begint een post doc bij sociale psychologie. ‘We onderzoeken de komende vier jaar wat de verschillen zijn met het verwerken van hout in het DAWN-proces.’ De onderzoekers kijken hierbij naar de procescondities, de invloed van de verhoudingen PET/katoen, of er verschil is tussen nieuw en oud katoen, of het katoen en PET als aparte vezels in de stof verwerkt zitten of als blend en welke stoffen en materialen vooraf moeten worden verwijderd.

Avantium gaat dit jaar nog proeven doen met textiel in de DAWN-pilot installatie in Delfzijl. En CuRe onderzoekt intussen of achter gebleven PET in hun pilotinstallatie kan worden gedepolimeriseerd.[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 2: Bouwmaterialen uit slib

 

 

Slib is een voor veel mensen onzichtbare stroom afval, maar de hoeveelheid moet niet worden onderschat. In Nederland gaat het jaarlijks om enkele miljoenen tonnen, afkomstig uit industriële en huishoudelijke afvalwaterstromen. Nu wordt slib veelal gestort of verwerkt in verbrandingsovens, en in het gunstigste geval wordt er compost van gemaakt. Het bedrijf VSGM kan het slib echter verwerken tot grondstof voor de bouw.

De cementindustrie is Ă©Ă©n van de meest energie-intensieve en milieubelastende sectoren. Verduurzaming van deze industrie staat dan ook bovenaan prioriteitenlijsten. Met de zogenoemde MID MIX-technologie kan het bedrijf VSGM ontwaterd slib omvormen tot een grijs-wit poederachtig materiaal dat geschikt is als cementvervanger.
Het idee achter de in KroatiĂ« ontwikkelde technologie is gebaseerd op in de natuur voorkomende processen. ‘Sinds het ontstaan van de aarde werken sommige mineralen, waaronder kalk, als een soort spons. Veel verontreinigingen worden op natuurlijke manier langdurig in mineralen opgeslagen’, legt Mladen Filipan, directeur van VSGM, uit. ‘Met MID MIX kunnen wij een deel van dit proces versnellen en beheersen.’

 

Onomkeerbaar

Slib met vocht en organisch materiaal reageert in het proces met ongebluste kalk waarbij gebluste kalk ontstaat. ‘Dit is een exotherm proces, waarbij de temperatuur toeneemt. Bij een temperatuur van boven de 45 graden rekt het kalkmolecuul uit en onder andere zware metalen uit het slib worden als het ware naar binnen getrokken. Dit proces is onomkeerbaar en de inkapseling is permanent.’
Het product Neutral bestaat voor tien tot twintig procent uit calciumcarbonaat (kalksteen) en voor tachtig tot negentig procent uit gebluste kalk. Het spuiwater dat uit de gaswasser komt, is ammoniumsulfaat, dat als grondstof voor de kunstmestindustrie of voor de productie van waterstof kan dienen.

 

Lokaal afzetten

Neutral kan na een nabewerking in een droger direct worden toegepast als vulmiddel in beton of asfalt of bij bodemstabilistatie. Door de stof te dehydrateren kan secundaire ongebluste kalk worden geproduceerd. Voor Waterschappen zijn dit bijzonder interessante ontwikkelingen omdat het een duurzaam alternatief biedt voor het verbranden van slib. Door een MID MIX-installatie dicht bij een rioolwaterzuivering te plaatsen hoeft het slib ook niet te worden getransporteerd. ‘Er zijn enkele waterschappen die onderzoeken of ze het product lokaal kunnen afzetten, bijvoorbeeld als basismateriaal voor straatstenen, stabilisatie van de bodem of om dijken te versterken’, vertelt John Teunisse van VSGM.
Maar misschien wel de meest interessante optie is het zogenoemde carboniseren van Neutral. In Ă©Ă©n ton Neutral kan tot 700 kilo CO2 langdurig worden vastgelegd. Het eindproduct is een synthetisch kalksteenmeel met brede toepassingsmogelijkheden in de bouwsector. ‘Een van de grootste kalkproducenten in de wereld, Carmeuse, is zeer actief en betrokken bij deze ontwikkeling. Dit bedrijf wil alle Neutral afnemen, die we met deze nabewerking produceren.’

 

Proefinstallatie

De technologie wordt al jaren toegepast in Frankrijk, Spanje, ServiĂ« en KroatiĂ«. Sinds vier jaar draait er een testinstallatie in Nederland om verwerking van het slib van verschillende Nederlandse waterschappen en andere slibproducenten te testen. Eind vorig jaar is de installatie verhuisd naar het bedrijf Kok Lexmond in Meppel. Deze onderneming is actief in grond-, weg- en waterbouw en recycling. Teunisse: ‘We werken nu aan de bouw van de eerste Nederlandse installatie om 20 tot 30 kiloton industrieel slib per jaar te verwerken.’
Het is voor VSGM alleen nog wachten op de benodigde vergunningen voor de grootschalige installatie, en daar klinkt bij Filipan toch enige frustratie door. ‘Ons proces voldoet aan alle vereisten, het proces draait al in het buitenland en een life cycle analysis toont zeer gunstige milieu-impact aan. En toch lijkt het vergunningenbeleid erop gericht om zelfs bewezen technologische innovaties af te wijzen.’[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 3: PHA uit organische reststromen

 

 

Polyhydroxyalkanoaten (PHA) zijn circulaire materialen bij uitstek. Verschillende soorten organische reststromen kunnen dienen als grondstoffen, de toepassingen zijn talloos en het materiaal is biologisch afbreekbaar. Paques Biomaterials ontwikkelde een procedĂ© om dit thermoplastische materiaal te maken met bacteriĂ«n uit organische afvalstromen. RenĂ© Rozendal, Ă©Ă©n van de founders van het bedrijf, noemt het product bewust geen plastic. ‘Strikt gezien is het natuurlijk wel een polymeer. Het materiaal heeft alle voordelen van plastics, maar het heeft niet de nadelen. Daarom noem ik het liever een biomateriaal of een alternatief voor plastic’

 

‘Microplastics in het milieu vormen een groot probleem’, zegt Rozendal, wijzend op een microscoopbeeld van het wortelstelsel van een graanplantje met daarin kleine plasticdeeltjes. ‘Een veel gebruikte soort kunstmest bestaat uit korrels met daar omheen een dun plastic laagje. Zo komt de kunstmest gedoseerd in de grond en is de bemesting efficiĂ«nt. Maar absurd genoeg is dat plastic niet biologisch afbreekbaar en komt dit zo in de voedselketen terecht. In 2026 komt er een verbod op dit type kunstmest, maar tot nu toe is er geen bio-afbreekbaar alternatief op de markt.’

Rozendal somt tal van microplastic-bronnen op: ‘Neem nou de borstels van straatvegers, die slijten af bij het borstelen van de straat. Jaarlijks gaat het om 100.000 ton plastic straatveegborstels, waar kleine plastic deeltjes van in het milieu terecht komen.’ Een andere bron is kleding en schoeisel. ‘Een groot deel van de microplastics die in de zee worden gevonden zijn vezels afkomstig uit kleding. En veel schoenen hebben synthetische zolen, die slijten allemaal.’

 

Procescondities sturen

Al deze producten zouden volgens Rozendal kunnen worden vervangen door PHA. ‘Het eerste PHA dat is ontwikkeld, was een bros polymeer, moeilijk te verwerken en lastig toepasbaar. Maar door de procescondities te sturen, kunnen we de materiaaleigenschappen van de polymeren beïnvloeden.’ Afhankelijk van de exacte samenstelling en de lengte van de polymeerketens kan het worden gebruikt in een breed spectrum van toepassingen. Paques Biomaterials brengt verschillende varianten van het materiaal onder de merknaam Caleyda op de markt.

In eerste instantie denkt het bedrijf aan het gebruik in producten waar de bio-afbreekbaarheid een grote rol speelt. Rozendal somt naast de al genoemde voorbeelden nog talloze toepassingen op: van landbouwfolie tot de vaste deeltjes in scrubcrĂšmes, en van zelfhelend beton tot textielvezels.

 

Afvalwater

Een belangrijk voordeel van het produceren van PHA is dat er een groot aantal verschillende organische reststromen als grondstoffen kunnen worden toegepast. ‘We kijken naar industrieel afvalwater, bijvoorbeeld uit de papierindustrie, brouwerijen of zetmeelproductie. Daarnaast richten we ons op vast organisch afval; denk hierbij aan GFT-afval en over-de-datum-producten. Tot slot kunnen we ook municipale afvalwaterstromen gebruiken. We werken samen met vijf innovatieve Nederlandse waterschappen aan een demonstratieproject om slibstromen te verwerken tot PHA.’

Met een handige truc optimaliseren bacteriĂ«n de productie van PHA. ‘Polyhydroxyalkanoaten komen veel in de natuur voor. BacteriĂ«n maken het uit organische stoffen en slaan het op als energiereserve, net zoals mensen vet opslaan.’ Door eerst de bacteriĂ«n veel voeding te geven en ze daarna als het ware te laten verhongeren, overleven alleen de soorten die het meeste PHA opslaan en de periode van voedselschaarste kunnen doorstaan.

 

Extractie-installatie

Momenteel heeft het bedrijf een upstream demonstratie-installatie in Dordrecht staan, waarin de bacteriĂ«n groeien en tientallen kilo’s reststromen per dag omzetten. ‘Nu werken we aan de engineering van een extractie-installatie om het PHA te produceren. Op GETEC-park in Emmen bouwen we hiervoor een demonstratie-installatie, die we eind volgend jaar in gebruik nemen. En in 2027 willen we een commerciĂ«le installatie voor de productie van Caleyda operationeel hebben.’[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 4: Chemische recycling van plastic afval

 

 

Met de opkomst van de circulaire economie verandert de rol van afvalverwerkende bedrijven. Ze zijn steeds minder vaak eindstation en steeds vaker een onmisbare schakel in de circulaire waardeketen. Dat vraagt een heel ander bedrijfsmodel van deze partijen. ‘Maar,’ zegt Erik Moerman, directeur Plastics2Chemicals van Indaver, ‘het is gemakkelijker om te veranderen van afvalverwerker naar grondstoffenproducent dan van grondstoffengebruiker naar afvalverwerker.’ En daarmee wordt de positie van Indaver en branchegenoten grondig versterkt.

 

‘Als afvalwerkend bedrijf zijn we al gewend om afvalstromen te verwerken en er zoveel mogelijk bruikbare materialen uit te halen.’ Indaver verwerkt jaarlijks ruim vijf miljoen ton afval. Op de site van het bedrijf in Willebroek wordt verpakkingsafval gescheiden in vijftien fracties. ‘De meeste van deze fracties worden nadien ook gerecycled maar slecht zeer beperkt in “closed loop”. Samen met de Universiteiten van Gent, Antwerpen en Leuven hebben we een chemisch recyclingproces ontwikkeld. Daarmee bieden we ook een waardevolle recyclingoplossing voor end-of-life-plastics zoals polystyreen en polyolefines.’

Indaver werkt in Antwerpen aan een installatie om in een eerste fase polystyreen en polyolefines te recyclen om dan na enkele jaren 65.000 ton polystyreen per jaar te recyclen. Het bedrijf investeert in totaal 80 miljoen euro in dit Plastics2Chemicals project. Het project behelst de bouw van twee nieuwe fabrieken. ‘In Willebroek bouwen we een nieuwe voorbewerkingsfabriek. Op de site in de haven in Antwerpen kunnen we polystyreen en polyolefines in campagnes verwerken tot kleinere moleculen die weer als grondstof voor nieuwe plastics worden gebruikt.’

 

Voedselverpakkingen

Moerman geeft aan dat juist de stromen polystyreen en polyolefines interessant zijn om chemisch te recyclen. ‘Polystyreen zit in relatief kleine percentages in het verpakkingsafval. Maar het gaat in de EU toch om zo’n 500.000 ton per jaar.’ Het depolymeriseren van polystyreen is relatief eenvoudig. ‘Om polystyreen weer in monomeren te transformeren, zijn minder stappen nodig dan voor andere plastics. De omzetting is directer en de zuiverheid is hoog.’

Ook voor polyolefines ziet Moerman een grote potentie: ‘Deze worden nu wel lineair, mechanisch, gerecycled, maar het product hiervan is niet geschikt voor gebruik in bijvoorbeeld voedselverpakkingen. Met ons recyclingproces kan dit wel terug opgewerkt worden naar voedselverpakkingen’.

 

Kwaliteitscontrole

Het maken van producten in plaats van het verwerken van afval stelt wel andere eisen aan het bedrijf. ‘Kwaliteitscontrole is van steeds groter belang. De producten die uit onze fabriek komen moeten aan strenge eisen voldoen. De grondstoffen die uit ons chemisch-recyclingproces komen, moeten dezelfde specificaties hebben als ‘fossiele’ grondstoffen. Maar we hebben al de beschikking over de laboratoria die kwaliteitstests kunnen doen. We hebben op onze site immers altijd gewerkt met chemisch en gevaarlijk industrieel afval. Dat screenen we altijd op welke stoffen en materialen aanwezig zijn.’

Een groot verschil is dat afvalverwerkers steeds meer enabler worden en een cruciale rol krijgen in de circulaire economie. ‘Ons onderscheidend vermogen is dat wij vanuit de afvalverwerking naar deze ontwikkelingen kijken. Wij weten hoe we met afval moeten omgaan en hoe we het moeten behandelen. Het is voor ons relatief gemakkelijk om van afvalstoffenverwerker grondstoffenproducent te worden. Andersom is het voor producenten van plastic moeilijker om afval in te zetten als grondstof.’

 

Toekomst

Op de site wordt momenteel hard gebouwd. De civiele werken zijn afgerond. Op dit moment wordt de staalbouw gerealiseerd en daarna kunnen de installaties worden geplaatst. De nieuwe faciliteiten moeten in het eerste kwartaal van 2024 worden opgeleverd. Tegen 2027 zal de fabriek worden opgeschaald, maar intussen denkt het bedrijf ook al verder: Indaver wil in de toekomst op een andere locatie een dedicated plant voor de verwerking van polyolefines bouwen.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 5: Vetzuren uit organisch afval

 

Organische afvalstromen, bijvoorbeeld uit de voedingsmiddelensector, vormen een waardevolle grondstof voor de productie van middellange vetzuren. Schotel groente- en fruitafval voor aan een gemengde bacteriecultuur en de micro-organismen knippen het eerst in kleine stukjes, waarna ze er in een tweede stap langere ketens van maken. Het proces om dit te doen, werd ontwikkeld aan de Wageningen UR. Het bedrijf ChainCraft schaalde het op en ontwikkelt nu een fabriek op industriële schaal.

 

Vetzuren zitten als ingrediĂ«nt in talloze producten. ‘Denk aan schoonmaakmiddelen, persoonlijke verzorgingsproducten, geur- en smaakstoffen, weekmakers, smeermiddelen en oplosmiddelen’, somt Niels van Stralen, CEO van ChainCraft, op. ‘Palmolie en aardolie vormen nog steeds de belangrijkste grondstoffen voor de productie van vetzuren. Dankzij ons proces kunnen die worden vervangen door organische reststromen.’

De eerste stap van het proces is vergelijkbaar met wat er gebeurt bij de productie van biogas. ‘Organische afvalstromen bevatten koolhydraten, eiwitten, vetten enzovoorts. Deze worden gefermenteerd tot kleinere moleculen, korte vetzuren. Bij de productie van biogas worden deze korte moleculen nog verder afgebroken tot methaan en CO2. Wij behouden de korte vetzuren en voeren een tweede fermentatiestap uit. Hierbij zetten we de korte vetzuren om in langere vetzuren. Deze tweede stap is het innovatieve deel van het proces.’

Een groot voordeel van het proces van ChainCraft is dat de samenstelling van de grondstoffen niet per sĂ© constant hoeft te zijn. ‘We maken gebruik van een mengcultuur van bacteriĂ«n, die vaak ook al in de afvalstroom zitten, wat leidt tot een zeer robuust proces.’

 

Afzetmarkt

Momenteel is de belangrijkste afnemer van ChainCraft een diervoederproducent. ‘Zij gebruiken onze vetzuren als hoogwaardig additief in hun producten.’ Voor de toekomst richt het bedrijf zijn pijlen meer op afnemers in de chemische industrie. ‘Er is in deze sector een mooie trend waarneembaar. Veel bedrijven in de chemie leggen zichzelf duurzaamheidsdoelstellingen op en daar passen circulaire grondstoffen natuurlijk goed in.’ Daarnaast geeft Van Stralen aan dat ook de overheid een rol kan hebben in de trend naar een meer circulaire industrie. ‘De overheid kan bijvoorbeeld targets aan industrieĂ«n opleggen en milieubelastende stoffen verbieden.’

Zoals voor alle reststromen die als grondstoffen worden gebruikt, heeft ook ChainCraft te maken met regels voor het gebruik en de toepassingen. ‘We moeten onze afzetmarkt afstemmen op waar onze grondstoffen vandaan komen. Zijn de grondstoffen bijvoorbeeld afkomstig van GFT of huishoudelijk afval, dan mag het eindproduct alleen voor technische toepassingen worden gebruikt.’

 

Ruraal gebied

ChainCraft heeft sinds 2,5 jaar een demonstratiefabriek in Amsterdam, waarmee het 2.000 ton vetzuren per jaar kan produceren. ‘We werken nu aan een fabriek met een capaciteit van 20.000 ton per jaar.’ Het bedrijf wil de nieuwe fabriek vestigen in ruraal gebied. ‘Het is voordelig om dicht bij een speler te bouwen die ons van de grondstoffen voor ons proces kan voorzien. De reststromen die we gebruiken, bevatten veel water. Groenten- en fruitafval bestaat voor ongeveer tien procent uit droge stof. Voor een productie van 20 kiloton vetzuren hebben we dus zo’n 200 tot 300 kiloton nodig.’

Van Stralen denkt niet dat er snel een schaarste aan grondstoffen voor het proces zal ontstaan. ‘Er is vooralsnog maar weinig technologie beschikbaar die deze heterogene en laagwaardige stromen tot hoogwaardige producten kan verwerken. Deze afvalstroom wordt meestal via anaerobe vergisting tot biogas verwerkt. Dat is een laagwaardiger product dan de vetzuren die wij produceren. Je kunt deze reststroom niet gebruiken om bijvoorbeeld insecten op te kweken, omdat het daarvoor te nat is. Dus ook uit die hoek zal geen extra vraag komen. Voor het verwerken van koolhydraat- of suikerrijke organische reststromen is veel meer technologie beschikbaar. Dus daar zou sneller schaarste kunnen ontstaan.’

Het bedrijf denkt in de eerste helft van 2024 een definitieve investeringsbeslissing te kunnen nemen. Met de bouw van de fabriek zou een investering van zo’n 80 miljoen euro gemoeid zijn. De nieuwe installatie kan vervolgens voor het einde van 2025 operationeel zijn.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]Dit artikel is gepubliceerd in Industrielinqs 2023-03 (24/5/2023)[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]