De verkoop van de E&P-activiteiten van Wintershall Dea aan Harbour Energy is rond. Het bedrijf verkoopt haar productie- en exploratie-activiteiten in Noorwegen, Argentinië, Duitsland, Mexico, Algerije, Libië, Egypte en Denemarken. Tevens gaat het om de vergunningen voor CCS. De activiteiten in Rusland zijn buiten de verkoop gehouden.
Volgens de overeenkomst betaalt Harbour Energy 2,15 miljard dollar aan de aandeelhouders BASF en LetterOne. Ook krijgen de bedrijven een aandeel in Harbour van totaal 54,5%. De totale waarde van Wintershall Dea is vastgesteld op 11,2 miljard dollar. Het hoofdkantoor van Wintershall Dea en de lokale medewerkers in Hamburg en Kassel maken geen deel uit van de verkoop. In juni sloten het bedrijf en werknemersorganisaties een overeenkomst voor een sociaal plan voor de 800 betrokken medewerkers die hun baan zullen verliezen. Een deel van hen zal in dienst gaan bij Harbour. Met de verkoop komen sowieso 1200 mensen over van Wintershall Dea naar Harbour.
De partijen kwamen de transactie eind vorig jaar overeen. Met de afronding van de verkoop zet BASF een belangrijke stap om volledig uit de olie- en gasmarkt te stappen. De Duitse onderneming is van plan om haar aandeel in Harbour Energy de komende jaren geleidelijk af te bouwen.
Met de verkoop aan Harbour zijn de internationale E&P-activiteiten van Wintershall nu ook wettelijk gescheiden van de activiteiten in Rusland. BASF en LetterOne blijven eigenaars van Wintershall Dea, waarin de Russische activiteiten zijn ondergebracht. Het management kondigde in 2023 aan geleidelijk uit Rusland terug te trekken.
In maart rondde Wintershall Dea de verkoop af van haar aandeel van 50,02% in WIGA aan SEFE Securing Energy for Europe (SEFE). SEFE had de resterende 49,98% van de aandelen van de gastransportonderneming al in bezit en is nu de enige aandeelhouder in WIGA.
Op de foto een platform van de Harbour Energy Group (Everest UK)