De EU heeft onrealistische streefcijfers vastgesteld voor de productie en invoer van waterstof, waarbij de ambities vooral waren gestoeld op ‘wensdenken’. Dat meldt de Europese Rekenkamer (ERK) in een rapport. ‘Het industriebeleid van de EU inzake hernieuwbare waterstof is aan een reality check toe’, zegt Stef Blok, het ERK-lid dat verantwoordelijk is voor het team dat het beleid onder de loep nam.

Volgens de rekenkamer gaan de ambities voor de productie en invoer van hernieuwbare waterstof – in beide gevallen 10 miljoen ton tegen 2030 – dan ook niet gehaald worden. ‘Deze streefcijfers waren niet gebaseerd op een grondige analyse, maar ingegeven door politieke wil. Bovendien kende de realisatie ervan een moeizame start’, meldt Blok in een toelichting.

Het rekenkamer-rapport heeft de waterstofprojecten in de EU op een rijtje gezet. Ondanks dat er wel veel aankondigingen worden gedaan over toekomstige projecten voor de productie van hernieuwbare waterstof, heeft slechts een fractie van de benodigde capaciteit de finale investeringsbeslissing (fid) bereikt,

Voor de productiedoelstelling van 10 miljoen ton hernieuwbare waterstof in 2030 is mogelijk tot 140 GW aan capaciteit van elektrolyse-installaties nodig. Toch heeft in Duitsland slechts 0,5 GW aan capaciteit de finale investeringsbeslissing bereikt, Nederland 0,2 GW, Spanje 0,1 GW en Polen een schamele 0,01 GW. Alle andere projecten worden nog op hun haalbaarheid onderzocht. ‘Aangezien het bij dergelijke projecten jaren duurt vanaf investeringsbeslissing tot ingebruikname, gaat de doelstelling van 10 miljoen ton eigen productie verre van gehaald worden’, waarschuwde Blok dinsdag in een persconferentie.

Waterstofstrategie actualiseren

De auditors roepen de Commissie dan ook op om haar waterstofstrategie te actualiseren op basis van een zorgvuldige beoordeling van drie gebieden. ‘Ten eerste hoe marktprikkels voor de productie en het gebruik van hernieuwbare waterstof moeten worden aangepast; ten tweede hoe de schaarse EU-financiering moet worden geprioriteerd en op welke onderdelen van de waardeketen deze moet worden gericht, en ten derde welke sectoren de EU wil behouden en tot welke prijs, gezien de geopolitieke gevolgen van EU-productie in vergelijking met invoer uit niet-EU-landen’, vindt de ERK.

Aan de andere kant prijzen de auditors de Commissie voor het feit dat zij de meeste benodigde rechtshandelingen al heeft voorgesteld: het rechtskader is bijna voltooid en heeft de zo nodige zekerheid geboden voor het tot stand brengen van een nieuwe markt. Het bereiken van overeenstemming over de regels voor hernieuwbare waterstof kostte echter tijd en veel investeringsbesluiten werden uitgesteld. Ook projectontwikkelaars stellen investeringsbesluiten uit omdat het aanbod afhankelijk is van de vraag en omgekeerd.

Geen overzicht

Het opbouwen van een waterstofindustrie in de EU vereist enorme publieke en particuliere investeringen. De Commissie heeft volgens de rekenkamer echter geen volledig overzicht van de behoeften, noch van de beschikbare overheidsfinanciering. Tegelijkertijd is de EU-financiering — die door de auditors wordt geschat op 18,8 miljard euro voor de periode 2021-2027 — verspreid over verschillende programma’s. Hierdoor kunnen bedrijven moeilijk bepalen welk soort financiering het meest geschikt is voor een bepaald project.

Het grootste deel van de EU-financiering wordt gebruikt door lidstaten met een groot aandeel moeilijk te decarboniseren sectoren, die ook verder gevorderd zijn wat betreft geplande projecten (Duitsland, Spanje, Frankrijk en Nederland). ‘Er is echter nog steeds geen garantie dat het potentieel voor waterstofproductie van de EU volledig kan worden benut. Ook is het niet zeker of overheidsfinanciering de EU in staat zal stellen om groene waterstof door de hele Unie te vervoeren, van landen met een goed productiepotentieel naar landen met een grote industriële vraag’, waarschuwt de rekenkamer.

‘Met betrekking tot de vraagzijde stelden we vast dat de Commissie nog geen ‘koolstofcontracten ter verrekening verschillen’ had ontwikkeld, ondanks het feit dat ze had aangekondigd dit te zullen doen in het kader van de waterstofstrategie en het REPowerEU-plan’, concludeert de rekenkamer.

Utopie

‘Het is een pure utopie om in een tijdspanne van 5 tot 10 jaar alle infrastructuur te bouwen en de productie of import in die mate op te schalen. Bovendien wijzen studies uit dat de industriële vraag naar waterstof pas na 2030 sterk zal toenemen. Daarnaast ligt de kostprijs van groene waterstof 6 tot 8 keer hoger dan die van de huidige waterstof. Bij gebrek aan een budgettair kader om industriesectoren te ondersteunen die nu al waterstof gebruiken en die opereren in een internationale markt, is het gevaar dus reëel dat investeringen worden stopgezet of buiten Europa gebeuren’, reageert de Belgische sectorfederatie Essenscia op het rapport.