Al ruim vijftien jaar wordt er gesproken over opslag van CO2 in de Nederlandse bodem, maar nu lijken de plannen dan toch echt in praktijk te worden gebracht. Contractors zijn volop bezig met het aanleggen van een CO2-pijpleiding door de haven van Rotterdam en de werkzaamheden aan een compressorstation en offshore pijpleiding beginnen volgend jaar. Met het ­Porthos-project is een investering van 1,3 miljard euro gemoeid.

‘Eindelijk’, zei Ahmed Aboutaleb onlangs opgewekt tijdens een feestelijke boottocht door de Rotterdamse haven om de bouw van CO2-opslagproject Porthos te vieren. De onlangs afgezwaaide burgemeester van Rotterdam vertelde vele jaren met volle overtuiging te hebben gelobbyd voor het project van EBN, Gasunie en Port of Rotterdam. ‘Accepteer geen vertraging meer!’, zei hij dan ook strijdlustig.

De bouw van het Porthos-project is in volle gang. Op verschillende locaties wordt aan de dertig kilometer lange onshore pijpleiding door het Rotterdamse havengebied gewerkt. Die verzamelt straks CO2 van Air Liquide, Air Products, ExxonMobil en Shell. De vier bedrijven investeren zelf in afvanginstallaties en een aansluiting op de verzamelleiding. Porthos transporteert de CO2 via de pijpleiding naar een compressorstation op de Maasvlakte. Daar brengen drie compressoren de CO2 op een hogere druk – van 30 naar maximaal 130 bar – voor verder transport naar een platform op de Noordzee.

De bouw van de ongeveer 22 kilometer lange offshore pijpleiding en de werkzaamheden aan het platform beginnen volgend jaar. Het betreffende platform P18-A van Taqa is nu nog in gebruik voor gaswinning, maar wordt dan voorzien van apparatuur die nodig is om de CO2 permanent op te slaan, zo’n drie tot vier kilometer onder de Noordzeebodem, in de poriën van het zandsteen waar eerder aardgas zat.

Toekomstige uitbreiding

De verwachting is dat Porthos in 2026 operationeel is. Vanaf dat moment wordt ongeveer 2,5 megaton CO2 per jaar in de bodem opgeslagen, vijftien jaar lang. In totaal gaat het om ongeveer 37 megaton die wordt opgeslagen en daarmee is Porthos ook helemaal uitverkocht. Meer opslag in de voor Porthos geselecteerde, bijna uitgeproduceerde gasvelden is niet mogelijk.

Wel wordt er bij de aanleg van de infrastructuur al rekening gehouden met een vervolg op Porthos. Het transportsysteem dat op land wordt aangelegd, biedt ruimte voor toekomstige CO2-opslag-projecten. Zo is de pijpleiding geschikt voor 10 miljoen ton CO2 per jaar, vier keer zoveel als de 2,5 miljoen ton per jaar die Air Liquide, Air Products, ExxonMobil en Shell in de P18-velden van Taqa gaan opslaan. En het compressorstation – met ruimte voor zes compressoren – is eveneens ontworpen voor een toekomstige uitbreiding. Voor Porthos worden drie compressoren geplaatst maar in een volgende fase passen er dus nog drie bij.

Grote broer

In het Nederlandse Noordzeegebied is ruimte voor opslag van honderden megatonnen CO2 in uitgeproduceerde gasvelden. De grote broer van Porthos – Aramis – is dan ook al in ontwikkeling. Aramis is een initiatief van TotalEnergies, Shell, EBN en Gasunie. Bij een positieve investeringsbeslissing kan in eerste instantie 12 en op langere termijn 22 miljoen ton CO2 per jaar naar een distributieplatform in de Noordzee en vervolgens naar injectieplatforms van verschillende bedrijven worden getransporteerd om daar diep in de grond te worden opgeslagen. Vooralsnog gaat het om platforms en lege gasvelden van Shell (project K14), TotalEnergies (project L04) en Eni (project L10CCS).

Aramis bouwt voort op de infrastructuur van Porthos, met zijn overgedimensioneerde pijpleiding en compressorstation. Maar daarnaast wordt het voor klanten die niet zijn aangesloten op de pijpleiding ook mogelijk CO2 met schepen naar Rotterdam te vervoeren. Om deze CO2 te verzamelen, wordt op het terrein van Maasvlakte Olie Terminal de CO2next-terminal gebouwd, die aansluit op de Aramis-infrastructuur. De terminal krijgt om te beginnen een capaciteit van ongeveer 5,4 miljoen ton CO2 per jaar. Uiteindelijk kan dit groeien tot ongeveer 15 miljoen ton per jaar, afhankelijk van de marktvraag en de ontwikkeling van het Aramis-project en andere toekomstige CCS-ketens. Initiatiefnemers van dit project zijn Gasunie, Vopak, Shell en TotalEnergies. Als zij in 2025 een definitieve investeringsbeslissing nemen, kan de terminal in 2028 operationeel zijn.

Samenwerking

Bij elkaar heeft het Aramis-initiatief een enorme omvang. Eigenlijk gaat het om zes grote projecten: het compressorstation van Porthos, de infrastructuur van Aramis, de CO2next-terminal en drie injectieplatforms van Shell, TotalEnergies en Eni Energy. De partijen die bij deze deelprojecten zijn betrokken moeten allereerst elk hun eigen vergunningaanvragen indienen, terwijl die soms overlappen met andere. Tegelijkertijd moet het een concreet geheel worden, want voor het totale Aramis-initiatief zijn ook overkoepelende vergunningaanvragen nodig.

Kortom, er is veel samenwerking nodig, en die is tussen concurrenten niet vanzelfsprekend. Niet vanuit de partijen zelf, maar ook niet vanuit de Autoriteit Consument & Markt. Samenwerking tussen concurrenten kan de prijs en kwaliteit van producten en diensten immers negatief beïnvloeden. De ACM beoordeelde medio 2022 echter dat Shell en TotalEnergies mogen samenwerken bij het realiseren van Aramis. Maar wel maximaal tot de verkoop van de eerste twintig procent van het transport en de opslag van CO2 in hun lege gasvelden.

In 2028 of 2029 zou Aramis klaar kunnen zijn om de eerste hoeveelheden CO2 onder de Noordzee op te slaan. Maar dat is afhankelijk van de benodigde vergunningen en een investeringsbeslissing door de partners in 2025 of 2026. Als z’n kleine broer, zoals oud-burgemeester Aboutaleb zou willen, geen verdere vertraging meer oploopt, kan Porthos tegen die tijd feestelijk worden geopend.

Project van lange adem

Zo’n zeven jaar geleden begonnen EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam met de eerste contouren van het Porthos-project. Uit een haalbaarheidsstudie in 2018 bleek dat het afvangen en transporteren van CO2, en het opslaan ervan in de bodem onder de Noordzee, technisch haalbaar was. Ook bleek dit kosteneffectief te zijn in vergelijking met andere maatregelen om de klimaatdoelen van het kabinet te realiseren.

Om helder te krijgen of bedrijven geïnteresseerd waren CO2 via Porthos op te slaan, werd begin 2019 een zogenoemd Expression of Interest proces gestart. Eind 2021 werd bekend dat Air Liquide, Air Products, ExxonMobil en Shell definitief in zee wilden gaan met Porthos. De vier bedrijven zouden vanaf 2024 samen jaarlijks 2,5 miljoen ton CO2 van hun installaties in Rotterdam afvangen. Porthos zou het broeikasgas vervolgens transporteren naar en opslaan in een leeg gasveld, twintig kilometer uit de kust.

Porthos raakte echter in een juridische strijd verzeild over stikstofneerslag in beschermde Natura 2000-gebieden tijdens de bouwfase van het project. Via een garantieregeling van de ministerraad konden de voorbereidingen, zoals het bestellen van materialen, intussen wel doorgaan, nog vooruitlopend op het verkrijgen van de vergunningen.

Een uitspraak van de Raad van State bepaalde in augustus 2023 dat het Porthos-project mocht doorgaan. Een maand later volgde de definitieve investeringsbeslissing, zodat begin 2024 de bouw van het CO2-transport en -opslagsysteem kon beginnen. De planning is nu om de infrastructuur in 2026 operationeel te hebben.

Voorgangers van Porthos

Het idee om CO2 in de Nederlandse bodem op te slaan, is verre van nieuw. Al veel eerder was er een plan om CO2 op te slaan onder een woonwijk in Barendrecht. Shell wilde bij wijze van proef kooldioxide uit de raffinaderijen in Rotterdam in een leeg gasveld onder de wijk Carnisselande stoppen. In 2010 waren de plannen definitief van de baan. Volgens toenmalig minister Verhagen van Economische Zaken was het niet mogelijk het project op korte termijn te realiseren. Daarnaast noemde hij het volledige gebrek aan draagvlak onder de lokale bevolking een belangrijke reden om het project te stoppen.

Ook het ROAD-project is stopgezet. ROAD stond voor Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject, maar verdween in 2017 definitief van de tekentafel. Initiatiefnemers Uniper en Engie hadden het plan om CO2 van Maasvlakte Power Plant 3 gedeeltelijk af te vangen en offshore op te slaan. Het oorspronkelijke plan richtte zich op een veld enkele tientallen kilometers uit de kust, maar dit ging te veel geld kosten. Een kleiner, dichter bij de kust gelegen veld leek daarna uitkomst te bieden, maar ook hiervoor waren de kosten te hoog. Bovendien was de toekomst van de kolencentrale onzeker. De Tweede Kamer wilde van kolenstroom af, maar stelde niet vast wanneer precies. Het leek Uniper beter om andere bedrijven in het Rotterdamse havengebied te zoeken voor de proef.

De Europese procesindustrie en energiesector staan ​​op een cruciaal kruispunt. Hoge prijzen voor energie en grondstoffen vormen een uitdaging voor een toekomstbestendige industrie. Hoe zal Noordwest-Europa deze puzzel in elkaar zetten? En welke licentie zal de industrie hebben om te veranderen? Daarover gaat de European Industry & Energy Summit op 10 december in Rotterdam.