Net als vele andere bedrijven staan ook de energiebedrijven te springen om elektrotechnici en werktuigbouwkundigen met kennis van duurzame energietechniek. Openstaande vacatures kunnen niet of nauwelijks worden ingevuld. Daarom sloegen het bedrijfsleven en de hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) de handen ineen en lanceerden het onderwijstraject Werken en Leren met Energie. ‘Ons programma is volledig afgestemd op de praktijk.’

Dit werkleertraject is een variant van de hbo-deeltijdopleidingen Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde. ‘Niet-technische zij-instromers en technici op mbo-niveau worden opgeleid tot werktuigbouwkundige of elektrotechnisch ingenieur’, vertelt programmamanager Tinus Hammink van SEECE (Sustainable Electrical Energy Centre of Expertise). SEECE is een netwerkorganisatie die samenwerking tussen bedrijven in de energie- en milieutechnologiebranche en de HAN bevordert. ‘De opleiding trekt vooral wat wij ‘maatschappelijke bèta’s’ noemen.’

Overstappen naar techniek

Hammink vertelt wie aan het leerwerktraject deelnemen. ‘Mensen met affiniteit met techniek en die daar soms werkervaring in hebben. Ze waren op school goed in natuur- en scheikunde, maar zijn bijvoorbeeld communicatie gaan studeren. Om na een paar jaar te ontdekken dat ze techniek toch interessanter vinden.’ Het gaat over het algemeen om mensen die maatschappelijk relevant werk willen doen, maar niet helemaal terug naar de schoolbank willen. Hammink, opgewekt: ‘En wie nu de wereld wil verbeteren, gaat elektrotechniek studeren.’

Snel inzetbare werkkracht

Deelnemers kunnen kiezen voor een twee- of vierjarig programma. Ze starten met een voorbereidingsjaar, waarbij studenten bijgespijkerd worden in wis- en natuurkunde. Hierna volgen ze twee dagen per week een deeltijdopleiding bij de HAN en werken drie dagen per week bij één van de aangesloten bedrijven. Hammink: ‘SEECE werft studenten en helpt ze bij het vinden van een werkplek. Deelnemende bedrijven investeren door het studiegeld en salaris van de deelnemers te betalen en voor begeleiding op de werkvloer te zorgen. Alhoewel in het eerste jaar intensieve begeleiding nodig is, zijn studenten dankzij hun werkervaring meestal snel inzetbaar. Denk bijvoorbeeld aan iemand met commerciële ervaring; die kan mooi starten bij de afdeling technische inkoop.’

De juiste bedrijven én kandidaten

‘Een belangrijk voordeel van deze hechte samenwerking tussen bedrijven en hogescholen is dat het studieprogramma volledig op de praktijk afgestemd is’, vertelt Hammink. ‘En omdat de opleiding opgebouwd is uit modules van een half jaar die ook afzonderlijk te volgen zijn, kunnen studenten hun studie gemakkelijk onderbreken en later weer oppakken.’ De aanpak van dit leerwerktraject wordt op termijn ook op andere hogescholen ingevoerd.
Hammink: ‘Het is essentieel dat hogescholen met de juiste bedrijven samenwerken én kandidaten weten te vinden. Die kandidaten vind je niet in de kaartenbakken van het UWV, want vaak hebben ze al een baan. Studenten werven en ze vervolgens bij een geschikt bedrijf krijgen is maatwerk. Dat wil ik andere samenwerkingsverbanden meegeven.’

(Dit artikel is onderdeel van een verhalenreeks rond de energietransitie/arbeidsmarkt geschreven door EMMA – Experts in Media en Maatschappij – in opdracht van de Topsector Energie/The Human Capital Agenda.)