Het PBL berekende de nationale kosten van het energieakkoord . Tot 2023 zullen de kosten voor de uitvoering van het akkoord jaarlijks zo’n drie miljard euro bedragen. Daarna dalen de kosten weer. Uitvoering van het Klimaatakkoord zal nog vele malen duurder zijn.

Het in 2019 tot stand gekomen Klimaatakkoord is op dit moment het uitgangspunt voor het nationale klimaatbeleid. Het PBL raamde de nationale kosten hiervan ten opzichte van het daarvóór al ingezette beleid vanwege het Energieakkoord uit 2013. De kosten van het eerdere beleid, inclusief de kosten om de doelen uit het Energieakkoord vast te houden, belopen in totaal ongeveer 52 miljard euro in de periode 2000 – 2050. Omgerekend is dat ruim één miljard euro per jaar of 0,1 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP).

De totale nationale kosten voor de periode 2013 – 2023 (looptijd Energieakkoord) raamt het PBL op 23 miljard euro, gemiddeld is dit 2,1 miljard euro per jaar. Uitgedrukt als percentage van het Bruto Binnenlands Product hebben ze een omvang van respectievelijk 0,1 en 0,3 procent van het BBP.

Prijsdalingen

Tot 2023 lopen de jaarlijkse nationale kosten op, maar daarna dalen ze weer. Veel hernieuwbare energievormen zoals wind op land, wind op zee en zonnepanelen hebben tussen 2000 en 2020 forse kostendalingen doorgemaakt. Herinvesteringen in de periode 2024 – 2050 om de effecten van het beschouwde beleid vast te houden vallen daarom lager uit dan de investeringen die tot nu toe zijn gedaan.

Het PBL verwacht bovendien dat de energieprijzen in de toekomst hoger zullen liggen dan in het verleden, waardoor de kosten voor hernieuwbare energie ten opzichte van fossiele energie gunstiger uitvallen.

Vermeden CO2-uitstoot

De maatregelen hebben geleid tot een afname van de CO2-uitstoot. In totaal bedraagt de vermeden CO2-uitstoot circa veertig megaton per jaar vanaf 2020. Dat is ongeveer een kwart van de huidige CO2-uitstoot in Nederland.

Nationale kosten

Nationale kosten worden in deze studie gedefinieerd als het saldo van jaarlijkse directe kosten en directe baten van maatregelen vanuit maatschappelijk kostenperspectief. Directe kosten zijn bijvoorbeeld de jaarlijkse rente en afschrijvingen op investeringen (kapitaalskosten) voor installaties of apparatuur voor de opwekking van hernieuwbare energie en kosten voor de bediening en onderhoud daarvan. Denk aan investeringen in windturbines, zonnepanelen en andere installaties en apparatuur om hernieuwbare energie op te wekken. Directe baten kunnen baten zijn als gevolg van bespaarde of geproduceerde energie. Denk aan de waarde van de door windturbines geproduceerde elektriciteit.