Het Adviescollege Stikstofproblematiek heeft maandagmiddag haar advies gegeven voor oplossingen voor de lange termijn. Er moet tegelijkertijd worden gewerkt aan natuurherstel en de reductie van de stikstofuitstoot, waarbij de vrijblijvendheid er vanaf moet.
Het Adviescollege heeft in haar rapport een aantal doelen geformuleerd. Zo moet in 2030 de uitstoot van stikstof zijn gehalveerd ten opzichte van 2019. Daarnaast moet de uitstoot in 2040 zodanig zijn teruggebracht dat de Natura-2000 gebieden onder de kritische depositiewaarde zijn gebracht. Dit is de grens waarboven de natuur serieuze schade ondervindt van de stikstofuitstoot. Als dat allemaal lukt, kan de natuur zich in 2050 hebben hersteld.
De doelen moeten worden vastgelegd in wet- en regelgeving. ‘Alleen met voldoende juridische borging kan geloofwaardig uitvoering worden gegeven aan de PAS-uitspraak van de Raad van State’, stelt het Adviescollege.
Verschil aanpak stikstofoxide en ammoniak
Het Adviescollege maakt in haar rapport nadrukkelijk onderscheid tussen de aanpak van de twee soorten stikstof: stikstofoxide (NOx) en ammoniak (NH3). NOx wordt vooral veroorzaakt door verbranding van fossiele brandstoffen en slaat meestal over een grote afstand neer. NH3 wordt veroorzaakt door biologische processen, met name in de landbouw. NH3 verspreidt zich in de lagere luchtlagen en slaat daardoor dichter bij de bron neer. Het Adviescollege stelt daarom een generieke aanpak voor voor NOx en een gebiedspecifieke voor NH3.
Maar ook piekbelasters, zoals industriële bedrijven, zee- en luchthavens, die stikstofoxide uitstoten en een groot effect hebben op natuurgebieden moeten onderdeel uitmaken van de gebiedspecifieke aanpak.
Aanpak industrie
Voor de industrie beveelt het Adviescollege aan om de reductie van NOx te integreren in de afspraken in het klimaatakkoord en de vorderingen goed te monitoren. Dat geldt ook voor afspraken die in het kader van het Schone Lucht Akkoord zijn gemaakt. Daarnaast moet de industrie versnellen in de transitie naar duurzame energie. Leidt dit niet tot een reductie van vijftig procent in 2030 dan moeten de eisen omhoog. Ook wil het college dat piekbelasters en verouderde installaties worden gehandhaafd op best beschikbare techniek.
Energiebedrijven
Voor energiebedrijven geldt dat door de overgang naar zonne- en windenergie emissies rap zullen afnemen. ‘We adviseren de eisen die gelden voor grote stookinstallaties ook toe te passen op kleinere biomassa-installaties’, zei voorzitter van het Adviescollege Johan Remkes tijdens een persbijeenkomst.
Daarnaast is het advies om SDE+-subsidies voor de kleine biomassa-installaties te beëindigen. Het moet minder interessant worden om een installatie onder 50 megawatt te bouwen. De nieuwe biomassa-installaties, die een SDE+ subsidie aanvragen, zijn vooral kleinere installaties. Deze installaties hoeven aan minder strenge emissie-eisen te voldoen en ook is het voor biomassa-installaties met een vermogen onder 15 megawatt niet nodig om een omgevingsvergunning aan te vragen. Daarom wordt er nu vaak voor gekozen om meerdere kleinere biomassa-installaties te bouwen in plaats van één grote. De kleinere biomassa-installaties emitteren op een lagere hoogte, wat resulteert in een relatief hogere depositie op het Nederlands grondgebied in vergelijking met grote biomassa-installaties.