[vc_row][vc_column][vc_column_text]

De industrie in Nederland zal er over tien jaar aanzienlijk anders uitzien dan nu. Ontwikkelingen als smart industry en de energie- en grondstoffentransitie vergen nieuwe vaardigheden. Scholen, opleidingsinstituten, bedrijfsleven en overheden zoeken elkaar op om er samen voor te zorgen dat we ook in de toekomst kunnen beschikken over voldoende en juist opgeleide professionals.

Monique Harmsen

Door de toenemende digitalisering kunnen bestaande processen effectiever en efficiënter worden. Dat is mooi meegenomen om het energieverbruik en de uitstoot van CO2 terug te dringen, maar met deze ontwikkeling verandert het werk van procesoperators en onderhoudstechnici ook mee. Yme Dikkerboom, practor van het STC-mbo college in Brielle, deed hier onderzoek naar. Naast gedegen vakkennis vergen de veranderingen nieuwe vaardigheden, zoals een analytisch vermogen om de verkregen data te kunnen duiden, maar ook flexibiliteit en leergierigheid om met snel veranderende systemen om te kunnen gaan. Het STC laat studenten in haar eigen oefenfabriek oefenen met intelligente devices en bijvoorbeeld sensoren die diagnostische informatie over apparaten geven.
Ook in de RDM Training Plant in Rotterdam krijgen de huidige en toekomstige werknemers in de proces- en petrochemische industrie de mogelijkheid om in een nagebootste werkomgeving hun vaardigheden te trainen. Drone-bedrijven gebruiken de plant eveneens. Piloten doen er examen door tussen echte installaties te vliegen.

Veilige omgeving

Een andere grote ontwikkeling in de industrie is de energietransitie, die niet alleen leidt tot duizenden nieuwe vacatures maar ook vraagt om nieuwe vaardigheden. De provincie Groningen wil een leidende rol nemen in de energietransitie op het gebied van waterstof. In het samenwerkingsverband H2 Train & Learn Hub bundelen overheid, bedrijven, universiteit en hbo- en mbo- opleiding hun krachten om voldoende technisch geschoolde medewerkers op te leiden voor een versnelling van de energietransitie. Om de energietransitie te laten slagen moet ook netwerkbeheerder TenneT kunnen beschikken over voldoende mankracht. De uitbreiding van het hoogspanningsnet loopt nu al vertraging op door een gebrek aan medewerkers. Extra complicerende factor is dat voor het werken in de hoogspanningstechniek specifieke vakkennis is vereist die leerlingen van mbo en hbo na hun opleiding niet hebben. Het bedrijf Omexom springt in samenwerking met het Deltion College in dit gat met het Omexom Institute, een leerplek waar jongeren en zij-instromers in een veilige omgeving het vak hoogspanningstechniek kunnen leren.

Omscholen

Naast de energietransitie vindt er ook een grondstoffentransitie plaats. Op het Chemelot is hiervoor het Chemelot Innovation and Learning Labs (CHILL) opgericht. Hier worden innovatieve vraagstukken vanuit het mkb en start ups gekoppeld aan studenten. De focus ligt hier op innovatieve materialen en processen en circulariteit om het ecosysteem van Chemelot te versterken. Dat gebeurt op verschillende niveaus. Daarnaast is er het CHILL Talent Office dat zich richt op zij-instromers van buiten de industrie die zich willen omscholen tot operator bij een van de bedrijven op het Chemelot terrein.[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 1: Onderhoud en operations

 

 

Door de energietransitie en de opkomst van smart industry verandert het werk van onderhoudstechnici en operators de komende jaren aanzienlijk. De digitalisering rukt op in bedrijven en deze ontwikkeling stelt nieuwe eisen aan hun vaardigheden. Yme Dikkerboom, practor van het STC-mbo college in Brielle, een belangrijke leverancier van personeel aan bedrijven in de Rotterdamse haven, deed onderzoek naar wat de twee transities betekenen voor de opleiding van werknemers om ze voor te bereiden op de toekomst.

De grootste verandering voor onderhoudsmedewerkers komt voort uit de opkomst van smart industry. Processen zijn steeds complexer en verweven en worden intelligent aangestuurd. Digitalisering zorgt ervoor dat veel meer data beschikbaar komt over de status van apparatuur, waardoor onderhoud kan worden geoptimaliseerd. Daarbij worden steeds vaker drones, digital twins en kunstmatige intelligentie ingezet om processen en maintenance efficiënter te maken.
Veel van deze nieuwe mogelijkheden zijn al beschikbaar, maar volgens Dikkerboom kunnen er nog wel flinke stappen worden gezet wat betreft digitalisering. Bedrijven kunnen de beschikbare systemen nog veel beter benutten dan ze nu doen. ‘Alles valt of staat met de acceptatie en adaptatie van nieuwe digitale technieken op de werkvloer. Het interpreteren en analyseren van grote datastromen wordt belangrijker voor zowel operators als onderhoudstechnici. Welke data is relevant, hoe kan je deze data combineren en analyseren en wat zegt deze data?’
Het draait bovendien niet alleen om technische vaardigheden. De procesoperators en onderhoudstechnici van de toekomst moeten volgens Dikkerboom ook beschikken over goede algemene vaardigheden zoals veiligheidsdenken, maar ook flexibiliteit en leergierigheid omdat zij te maken krijgen met continu veranderende software en diagnostische systemen die vragen om permanente (bij)scholing. Ook wordt de vaardigheid om samen te werken met verschillende disciplines steeds belangrijker. Dit vergt goede communicatieve vaardigheden.
Al deze nieuwe ontwikkelingen betekenen volgens Dikkerboom niet dat werknemers blind kunnen vertrouwen op de automatisering. Vooral in specifieke situaties als het stilleggen en opstarten van installaties. ‘Vergelijk het met een automatische piloot. Het opstijgen en landen doet de piloot handmatig.’

Suggesties

In haar eigen oefenfabriek heeft het STC veel mogelijkheden om studenten te laten oefenen met intelligente devices en bijvoorbeeld sensoren die diagnostische informatie over apparaten geven. Ook het gebruik van digital twins is volgens Dikkerboom erg nuttig om installaties en processen beter te begrijpen. ‘Je kunt onderhoudstechnici hiermee trainen door storingen te simuleren of het stilleggen en opstarten van een proces te oefenen. In de toekomst zal ook vaker kunstmatige intelligentie worden ingezet. Zo kunnen operators suggesties krijgen om bepaalde problemen op te lossen. De werelden van operators en maintenance zullen dichter bij elkaar komen.’

Het STC speelt in haar curriculum in op de veranderende eisen vanuit het bedrijfsleven. Dikkerboom: ‘We zetten in op meer samenwerkingsprojecten en probleemgestuurd onderwijs. We gaan nog meer gebruikmaken van de fysieke units en praktijkcases. Om een vinger aan de pols te houden bij de industrie lopen verschillende docenten stage in het bedrijfsleven en hebben we gastsprekers uit de industrie.’
Ondanks alle nieuwe ontwikkelingen blijft ook het klassieke onderwijs bestaan, want de basiskennis op het gebied van procestechniek, wis- en scheikunde en talen moet behouden blijven. En daar komt technische kennis over automatisering, microprocessoren en protocollen bij.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 2: Oefenfabriek

 

 

 

In het hart van de Rotterdamse haven staat de RDM Training Plant, een samenwerking tussen bedrijfsleven en techniekonderwijs, waar toekomstige en huidige medewerkers in de petrochemische- en procesindustrie in een “echte werkomgeving” worden getraind. De oefenfabriek, een mini chemieplant, biedt de mogelijkheid om te oefenen met steigerbouw en het onderhoud aan petrochemische installaties voor alle disciplines.

In een gesimuleerde omgeving of trainingsruimte zijn trainingen altijd hetzelfde, stelt Rob Mutsaers, manager operations Deltalinqs Training & Services en verantwoordelijk voor de RDM Training Plant. ‘Je komt in een hal en daar doe je je training. Daar zit heel veel herhaling in. In de praktijk heb je echter te maken met een combinatie van elementen en daar speelt de Training Plant op in. Als je buiten werkt, krijg je te maken met allerlei weersomstandigheden. Op de werkplek heb je ook te maken met collega’s en een werksituatie die niet optimaal is omdat fabrieken zijn gemaakt om te produceren en niet om te onderhouden. Je moet goed communiceren in een situatie waarbij verschillende vakdisciplines naast elkaar werken. Met al die situaties moet je dealen en tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat veiligheidsprocedures worden gevolgd.’

Gecombineerd

In de levensechte oefenomgeving wordt een groot aantal opleidingen gegeven, variërend van werken op hoogte en herkennen van risico’s tot beroepstrainingen. Er worden ook ATEX-trainingen gegeven waarin deelnemers leren om te gaan met explosieveiligheid. Mutsaers signaleert hier een gat in kennis. Dit is het gevolg van de toenemende vergrijzing, stelt hij. ‘Oudere operators die de bedrijfsschool hebben gevolgd en heel veel aan training en ontwikkeling hebben gedaan, gaan met pensioen. Zij worden vervangen door kandidaten die rechtstreeks van school zonder ervaring de fabriek in gaan. Daar komt bij dat de ploegen minimaal bezet zijn, zodat er weinig ruimte is voor training en ontwikkeling van deze groep.’
De RDM Training Plant biedt bedrijven de mogelijkheid om de verschillende verplichte trainingen, zoals adem/lucht, werkten op hoogte, gastmetingen etc., te combineren in één training. ‘Dat is iets wat je in het werk ook gecombineerd doet’, vertelt Mutsaers. ‘Als je aan een pomp gaat sleutelen, moet je eerst vaststellen of er geen gas en lekkages zijn, of alle energie in het systeem is afgesloten, of het werkpakket en de werkvergunning kloppen, welke gereedschappen je nodig hebt, enz. Door deze trainingen gecombineerd te doen, gaat het niet alleen sneller, maar sluiten we ook beter aan bij de complexiteit van de werkomgeving.’
Op de plant worden allerlei standaardprocedures getraind die gelden voor het werken op site. Bij een grote turnaround maken contractors ook gebruik van de oefenplant voor het onboarden van alle ingehuurde werknemers.

Competenties

Naast trainingen en opleidingen voor bedrijven en contractors worden er ook opleidingen voor zij-instromers gegeven om tekorten in de verschillende beroepsgroepen te verkleinen. Hierbij wordt samengewerkt met gemeentes en het UWV. Niet iedereen die in de kaartenbakken van het UWV zit, is geschikt voor werken in de haven. ‘Er wordt gekeken naar profielen, maar vind maar eens mensen die precies in een profiel passen. Wij zijn van mening dat niet het profiel maar de aanwezige competenties leidend moeten zijn. Zodra een deel van de competenties aanwezig is, kunnen wij de mensen verder ontwikkelen. We hebben verschillende projecten waarbij we zij-instromers door een zeef halen en via kleine stapjes naar een startkwalificatie voor beroepen in de industrie brengen.’

Drones

Nieuwe technologische ontwikkelingen zoals elektrificatie en het gebruik van groene waterstof leiden volgens Mutsaers niet tot grote veranderingen in de proeffabriek. ‘Deze technologie is niet nieuw, we gaan het alleen anders toepassen waardoor we meer mensen breder zullen gaan scholen.’
Wel wezenlijk anders is de toepassing van elektronische devices zoals drones. Verschillende drone-bedrijven komen bij RDM hun drones uittesten op toepassingen in de industrie en om te laten zien waar ze mee bezig zijn. Mutsaers: ‘Er zijn ook dronepiloten die bij ons examen doen. We hebben zelfs een tank staan zodat ze in de tank kunnen werken. Er is ook een partij die op boorplatformen werkt en iets wil uittesten bij ons op locatie.’[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 3: Waterstof

 

 

 

De provincie Groningen wil een leidende rol nemen in de energietransitie op het gebied van waterstof. Tot 2030 staan er ruim vijftig investeringen in waterstofprojecten op het programma, met een gezamenlijke waarde van ongeveer 10 miljard euro. In diezelfde periode neemt het aantal fte’s in de waterstofsector toe met 38.000 volgens onderzoek van CE Delft.

Om ervoor te zorgen dat er voldoende goed opgeleide medewerkers zijn die de energietransitie kunnen versnellen, hebben onderwijsinstellingen, bedrijven en overheid in Groningen de krachten gebundeld in het H2 Train & Learn Hub programma. Vernieuwend in het te ontwikkelen programma is het challenged-based learning, stelt Jogchem Meinema, projectmanager H2 Train and Learn Hub. Daarbij werken studenten van mbo, hbo en universiteit uit verschillende disciplines samen aan concrete opdrachten uit het bedrijfsleven. Op deze manier maken leerlingen en studenten alvast kennis met de toekomstige praktijk waar zij gaan werken.
Het Drenthe College in Emmen startte het keuzevak Waterstof en Industrie om in de toekomstige behoefte aan goed opgeleide mbo-technici te kunnen voorzien. ‘Het vak behandelt alle waterstoftechniek vanaf de elektrolyzer tot aan het vulpunt van een autotankstation, of de aansluiting op een woning’, zegt Willem Hazenberg, die als practor de behoeften van het bedrijfsleven onderzoekt en die inpast in de nieuwe opleiding die hij vormgeeft. Hazenberg is een waterstofexpert die naast zijn werk als senior consultant bij Stork Asset Management Technology ook aan de wieg stond van Hydrogreenn (Hydrogen Green Regional Energy Economy Network Northern Netherlands).
Volgens Hazenberg kan het aantal fte’s dat met waterstof werkt in de toekomst oplopen tot 72.000. ‘Daaronder vallen engineers, operators, installateurs, onderhoudstechnici, noem maar op. Die moeten allemaal worden (bij)geschoold of omgeschoold.’

Basisvaardigheden

De opdracht van het practoraat is om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor waterstof als energiedrager in de industrie. En om te onderzoeken over welke kennis en vaardigheden mbo-studenten moeten beschikken om veilig in de sector te kunnen werken.
Dit resulteerde in een eerste studieboek dat maar liefst duizend pagina’s beslaat en waarmee zo’n 80 les- en 240 studie-uren zijn gevuld. Naast de technologie zelf wordt ook ruim aandacht besteed aan veiligheid, inspectie, onderhoud en het proces. Het eerste deel van de opleiding geeft een inleiding in waterstof en is ook geschikt voor zij-instromers. Voor de vervolgcursussen die dieper op de materie ingaan, is wel MBO4 werktuigbouw en engineering, elektro engineering of de AOT-opleiding (Allround Operationeel Technicus) vereist.
De studenten leren in de praktijk het onderhouden van waterstofinstallaties. ‘Er is een aantal technieken om groene waterstof te maken, daarvan gaan we van de twee meest bekende – PEM en Alkaline – elektrolyzers neerzetten op de locatie van het Drenthe College’, aldus Hazenberg. ‘We kijken vooral naar de basisvaardigheden waardoor je voldoende veilig aan de slag kunt. Voor een specifiek apparaat kun je altijd aanvullende scholing volgen.’

Spagaat

Naast scholing wordt er ook aan praktijkgericht onderzoek gedaan, bijvoorbeeld in testopstellingen voor bedrijven. Om de kennis over waterstoftechnologie zo breed mogelijk te verspreiden, worden de ervaringen gedeeld met andere practoraten in de energietransitie, hbo’s, universiteiten, docenten en studenten op alle niveaus. Het bedrijfsleven zorgt voor stageplaatsen, onderzoeksopdrachten en de training van docenten.
Hoewel er voortvarend aan het opleiden van mensen wordt gewerkt, is het nog maar de vraag of studenten direct met de opgedane kennis aan de slag kunnen, gezien de terughoudendheid om nieuwe waterstofprojecten uit te voeren. Het is een beetje een spagaat, erkent Hazenberg. ‘Je kunt niet wachten met opleiden, maar het duurt nog wel drie tot vijf jaar voor ze allemaal aan de slag kunnen. Studenten die voor het deelvak kiezen, hebben in ieder geval een algemene technische opleiding, waardoor ze makkelijk werk vinden na de opleiding.’

[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 4: Hoogspanningstechniek

 

 

 

Het grote tekort aan technisch opgeleide werknemers dreigt zand in de molen van de energietransitie te strooien. Netwerkbeheerder TenneT zoekt duizenden nieuwe werknemers om het hoogspanningsnet verder uit te bouwen en te onderhouden. Maar niet alleen TenneT is op zoek naar deze mensen, ook de grote petrochemische bedrijven werken met gigantische hoeveelheden stroom en zijn op zoek naar mensen om hun installaties draaiende te houden.

Voor het werken in de hoogspanning is specifieke vakkennis vereist want als er iets fout gaat, zijn de gevolgen ook meteen groot. Bij de meeste reguliere opleidingen in de elektrotechniek ligt de aandacht niet op hoogspanningstechniek en als er aandacht aan wordt besteed, gaat het meestal om de theorie. Om veilig binnen de hoogspanning te kunnen werken, heb je naast de theorie ook praktijkervaring nodig. De markt pakt dit nu op.
Omexom is één van die partijen die toekomstige werknemers schoolt. Het bedrijf ontwikkelt oplossingen voor de opwek, transformatie en distributie van elektriciteit en draagt zorg voor de bouw en het onderhoud van installaties. Ook Omexom ervaart het tekort aan goed opgeleide werknemers in de branche.

Situaties uit de praktijk

In 2021 begon Omexom Institute in samenwerking met het Deltion College de opleiding Hoogspanningstechniek in Assen. Dit was een idee van Mateusz van Strien van Omexom. Hij stelde in het kader van een verbeteringsprogramma voor een leerplek te ontwikkelen waar jongeren en zij-instromers in een veilige omgeving alle aspecten van het vak hoogspanning konden leren. En daar bleef het niet bij. Naast beginners richt de opleiding zich ook op mensen die al jaren in het vak werken en hun kennis willen vernieuwen of verder verdiepen.
De opleiding is een combinatie van verschillende leermethoden zoals e-learning, virtual reality en theorie- en praktijkonderwijs waarmee deelnemers zich kunnen bekwamen in de hoogspanningstechniek. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het ontwikkelen van vaardigheden die nodig zijn om veilig en kwalitatief goed werk te kunnen leveren.
Onder leiding van trainers met jarenlange ervaring in hoogspanning worden situaties uit de praktijk nagebootst met behulp van virtual reality. Via verschillende scenario’s worden iedere keer nieuwe vaardigheden geleerd, waarbij de nadruk ligt op veiligheid. Voor het praktijkgedeelte heeft Omexom Institute een eigen nagebouwde hoogspanningsinstallatie waar leerlingen veilig kunnen oefenen of deelnemers die al ervaring hebben hun routine en vaardigheden kunnen verbeteren. Een deel van de praktijkruimte bestaat uit een hoogspanningsstation en het andere deel beslaat de besturing en beveiliging hiervan.
Aan het eind van de twintig wekende opleiding volgt een praktijktoets waarbij de deelnemers bijvoorbeeld een storing moeten oplossen. Hierbij komen alle aspecten van het werk in de hoogspanningstechniek – vakkennis, technische kennis en veiligheid – aan de orde. Met het behaalde mbo-certificaat kunnen ze aan de slag bij netbeheerders of eigenaren van grote installaties.

Samenwerking

Omexom ontwierp ook een nieuwe secundaire installatie (besturing en beveiliging) voor het opleidingscentrum van TenneT in Ede, dat beschikt over een volwaardig 110 kV hoogspanningsveld. Hier worden alle nieuwe hoogspanningstechnici van TenneT getraind.
Ook heeft TenneT samen met ROC Twente en EnDoor het keuzevak Hoogspanningstechniek ontwikkeld dat is goedgekeurd door Netbeheer Nederland. In vijf modules leren studenten alles over veilig werken, onderhoud, storingen en monteren van componenten. De examens worden afgenomen in het trainingscentrum van TenneT in Ede. TenneT zoekt naar samenwerking met meerdere ROC’s zodat meer mbo’ers kiezen voor het keuzedeel hoogspanningstechniek.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Beeld 5: Materialen en circulariteit

 

 

 

Opleidingen, onderzoek en praktijk liggen bij Chemelot Innovation and Learning Labs (Chill) heel dicht bij elkaar. Wat ooit begon als een samenwerking tussen bedrijfsleven en Zuyd Hogeschool is uitgegroeid tot een plek op de Brightlands Chemelot Campus waar studenten en bedrijfsleven elkaar vinden. De focus ligt op innovatieve materialen en processen en circulariteit om het ecosysteem van Chemelot te versterken. Dat gebeurt op verschillende niveaus.

Volgens Nickel van de Mortel, manager van Chill Circular Space, bestaat Chill uit verschillende facetten. Allereerst is het een research en development center waar door studenten van het Vista College, Universiteit Maastricht en Zuyd Hogeschool onderzoek wordt gedaan naar materialen, biotech, chemie en engineering. De taak van Chill is om innovatieve vraagstukken van het mkb en start ups samen te brengen met studenten die hier onder begeleiding twintig weken onderzoek doen naar de haalbaarheid van nieuwe projecten of materialen. Het mes snijdt aan twee kanten want de studenten krijgen een inkijkje in het bedrijfsleven en het mkb of start ups krijgen tegen lage kosten toegang tot R&D.
Een van de partners is het ministerie van Defensie die hbo-studenten, die afstuderen in de werktuigbouw, aan het werk zet om onderzoek te doen naar het lichter maken van voertuigen, het verduurzamen van verpakkingen, het beter inrichten van containers en de ontwikkeling van een lichtgewicht draagbare brug voor soldaten. ‘Dat is voor studenten supergaaf. Het gaat hier om echte cases.’

Opgedane kennis

Voor het opschalen van de processen die de studenten bedenken, was er tot voor kort de Chill Circulair Space. Van der Mortel: ‘Een miniplant is vrij groot en duur. Wij boden studenten de ruimte om op te schalen naar een kleine miniplant ter grootte van een of twee tuinhuisjes. De focus lag op processen die te maken hebben met recycling, zowel chemisch als mechanisch recyclen. Zo was er een mechanische recyclefabriek waar 500 kilo plastic afval per uur werd verwerkt. Deze installatie werd door studenten als een bedrijf gerund. Verder was er een scale-up voor (bio)chemische processen en een materiaalverwerkingslab in samenwerking met de Universiteit Maastricht.’
De volgende stap is nu om verder te gaan met de opgedane kennis in de Brightlands Circular Space, een grotere versie van de Chill Circular Space, opgezet door Brightlands, Universiteit Maastricht, TNO en andere onderzoeksinstituten. Het doel is de verbinding tussen universiteiten, onderzoek en bedrijfsleven verder te verstevigen om wereldleider te worden op materiaalkunde. ‘We hebben een mooie voorsprong op het Brightlands terrein. We weten veel af van recycling, maar dat willen we naar een hoger niveau tillen’, aldus Van der Mortel.

Instroom

Chill is echter niet alleen een onderzoekscentrum. Het is ook actief op de arbeidsmarkt om mensen te interesseren in een baan in de techniek. Dat begint al bij het basis- en voortgezet onderwijs met kennismakingsprojectjes en -stages. Volgens Van der Mortel is dit hard nodig, omdat de instroom de afgelopen jaren laag was en deze trend zich voortzet.
Het Chill Talent Office richt zich ook op zij-instromers van buiten de industrie die zich willen omscholen tot operator bij een van de bedrijven op het Chemelot terrein. Van de Mortel: ‘We hebben nu vijf à zes klassen gehad. Er komen vooral mensen tussen de 35 en 40 jaar op af. Zij worden vanaf de basis opgeleid tot operator. Dit doen we in samenwerking met het onderwijs en de fabrieken op site. Operators die een Vapro diploma halen, kunnen meteen aan de slag op Chemelot.’[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]Dit artikel is gepubliceerd in Industrielinqs 2024-02 (26/3/2024)[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]